Richt samen leefruimtes in voor meer rust
De wortels van mijn liefde voor interieur en architectuur moet ik niet ver zoeken. Mijn vader is architect, mijn moeder interieurarchitect. Gebouwen fascineren me, beroeren me. Ik werd duizelig in het Joods museum in Berlijn, het gebouw is zo ontworpen dat het bezoekers desoriënteert. Ik pinkte een traan weg bij de pracht van het Alhambra en discussieerde met mijn vrouw over de schoonheid van het amfitheater van Arles. Gebouwen doen wat met een mens, ze wekken gedachten en emoties op. Ze brengen rust of maken je net onrustig.
De webinar ‘meer rust in je interieur’ van MiiLD en HUS-design wakkerde mijn nieuwsgierigheid aan. Ik volgde de webinar en ging op de koffie bij Inge Hens van MiiLD. MiiLD is een creatief bureau voor interieur en persoonlijke coaching. Inge brengt mensen en ruimten (weer) naar hun essentie. Ze vertelt haar verhaal over interieur, mensen, de onzin van straffen en vooral over betrokkenheid en verbinding.
Ieder zijn plek
Inge valt met de deur in huis. “Wout, verwacht geen checklist over hoe je een interieur best inricht. Dat kan simpelweg niet, iedereen is anders en elke omgeving is anders. Elke plek, elk gebouw en elke ruimte is uniek. Laat we stoppen met te zeggen hoe het moet maar de juiste vragen leren stellen voor wat er nodig is.”
Met een checklist vink je items af. Het lijstje is afgewerkt en klaar is kees. Het gebeurt te vaak dat professionals de omgeving aanpassen zonder rekening te houden met wat de zorgvrager nodig heeft.
Inge: ”Creëer samen met hen hun plek. Sta op gelijke hoogte. Luister en kijk - zoek - naar de noden die schuilen achter moeilijk begrijpbaar gedrag. Ook met cliënten die minder taalvaardig zijn, kan je met tekeningen mensen laten praten over wat ze belangrijk vinden in hun omgeving.”
Een mooi voorbeeld is dat je in residentiële hulpverlening maximaal toelaat om de eigen kamer te personaliseren. In het geval van langdurige woonst kan je keuzevrijheid geven in de kleur van de muren, (een deel van) het meubilair en de decoratie. Of laat één muur vrij decoreren bij een kort of tijdelijk verblijf. Een kamer of wand hangt dan al gauw vol posters van helden, auto’s, rappers… Je hebt meteen een aanknopingspunt om in gesprek te gaan.
Inge: “Als begeleider leer je er ook veel uit. Mensen kunnen laten zien wie ze echt zijn. Jij leert hen beter kennen. Voor je het weet ben je aan het coachen en begeleiden. Een relatief eenvoudige ruimtelijke ingreep creëert zo ruimte voor wederzijdse betrokkenheid.”
En wat met gemeenschappelijke ruimtes in residentiële hulpverlening? Inge: “Zoek de grootste gemene deler. Ik organiseer altijd een bevraging waarbij de vijf domeinen van welbevinden aan bod komen: sensorisch, cognitief, sociaal, fysiek en emotioneel welbevinden. Wat geven de cliënten, hun hulpverleners en naasten aan?”
En haal er literatuur bij: denk aan studies over stressreductie in je infrastructuur.
De ruimte ondersteunt je in wie je bent
Een ruimte ondersteunt je opdracht: hulp-en zorgverlenen. De indeling en inrichting van je gebouw dienen je missie, visie en beleid. Hoe kijk je naar agressie? Wat zijn de behoeften van je doelgroep en werknemers?
Cliënten worden vaak al goed gescreend om een persoonlijk plan of profiel op te stellen. Een sensorisch- of prikkelprofiel geeft inzicht in individuele prikkelverwerking en eventuele gevoeligheden voor specifieke prikkels. Met een signaleringsplan inventariseer je wat een persoon nodig heeft als die het moeilijk heeft.
Inge: “Trek je bevindingen door naar de inrichting van de ruimte en hoe je die gebruikt. Sommige mensen die het even moeilijk hebben, willen uitbreken. Anderen trekken zich liever terug. De ene wil in het donker zitten, de andere heeft nood aan veel licht. Sommigen willen meer prikkels, anderen minder. De oplossingen zitten in de inrichting van de ruimtes, maar vooral ook in de keuze- en controlemogelijkheden die mensen krijgen: zélf kunnen kiezen voor wat je op dàt moment nodig hebt.”
Schaal ook het sociaal - emotionele ontwikkelingsniveau in van je client en stem de ruimte af op de sociaal-emotionele leeftijd. Inge herinnert zich een architect die de opdracht kreeg om een ruimte in te richten voor een volwassene met een jonge sociaal - emotionele ontwikkelingsleeftijd. De architect bouwde in de ruimte een cocon met overkapping waarin de persoon zich veilig voelde. Een warm nest. Deze ingreep beïnvloedde ook de begeleiders die deze zorgvrager anders gingen bejegenen. Meer aangepast aan het ontwikkelingsniveau, minder overschatten.
Prikkelvrij bestaat niet
Wat mij het meeste bijbleef uit de webinar was het beeld van een afzonderingsruimte: een steriele plek, wit en kaal. Je wordt er willens nillens naartoe gebracht en vertoeft in een ruimte waar je al helemaal niet vrolijk van wordt.
Inge: “Hier geldt een misvatting. Men definieert ‘prikkelarm’ vaak als: ‘Er moeten zo weinig mogelijk prikkels zijn. De ruimte wordt haast prikkelvrij’
Inge: ”Denk bijvoorbeeld aan het onbehaaglijke gevoel dat je besluipt in een wachtzaal van een ziekenhuis. Spierwitte muren, een gitzwarte of spierwitte vloer en fel licht. Het gevaar bestaat dat de ruimte dan zo kil en stil wordt dat het onnatuurlijk - haast onmenselijk - aanvoelt.”
“De term prikkelarm is volgens mij met de beste bedoelingen in het leven geroepen vanuit overprikkeling die mensen kunnen ervaren. Misschien ontstaat moeilijk begrijpbaar gedrag vanuit overprikkeling. Neem in dat geval het teveel aan prikkels weg maar hou de ruimte menselijk, natuurlijk en huiselijk. Moeilijk begrijpbaar gedrag kan evengoed ontstaan vanuit onderprikkeling: sommige mensen hebben net nood aan extra stimulans om tot rust te komen.”
Creëer een terugtrekplek
Inge: “Een afzondering voelt bijna altijd aan als een straf. Je wordt naar een strafplek gebracht. Ik geloof niet dat straf helpt. Maar dat is een andere discussie. Ik zou het helemaal willen omdraaien. Het is wellicht een utopisch of idealistische gedachte, maar wat als het ingeburgerd zou zijn dat je weet dat je altijd en overal naar een terugtrekplek kan gaan wanneer je het nodig hebt? Zonder oordeel of het gevoel dat je daardoor ‘anders’ bent? En je ook niet in een afzonderingsruimte terechtkomt waar alles in beton zit en waar je niks menselijkheid rondom jou hebt?”
”Je kan ervoor zorgen dat een curatieve afzonderingsruimte dezelfde kwaliteiten heeft als een preventieve ruimte. En dat ze rekening houdt met de veiligheidsvoorschriften. Of nog beter: dat curatieve en preventieve afzonderingsruimte één en dezelfde zijn. Dat zou ideaal zijn. Je kan die ruimte zo creëren dat het door iedereen geaccepteerd wordt om er naartoe te gaan wanneer je er behoefte aan hebt.”
Ga je dat effect niet verliezen als je daar eerder al manu militari werd naartoe gebracht? Dan associeer je het niet met een behoefte, maar met negatieve ervaringen?
Inge: “Dat heeft alles te maken met hoe wij anders naar mensen, naar onze kinderen mogen kijken. Als kinderen even de pedalen kwijt zijn, kunnen ze soms ook terug tot rust komen door dingen te doen die ze graag doen. Door in een ruimte te vertoeven waar ze zich goed voelen. Een ruimte die inspeelt op de prikkels die ze op dat moment nodig hebben. Waar ze op een veilige manier naar muziek kunnen luisteren en filmpjes kunnen kijken."
"Als ze over the point of no return zijn hebben ze externe hulp nodig: bied ze rust of een activiteit in hun terugtrekplek. Telkens met duidelijke afspraken en grenzen. Zo voorkom je afzonderingen. Een heel andere visie vaak dan deze van de generatie van onze ouders die over onze schouder meekijkt en dit eerder beschouwt als: ‘Je gaat hem nu ook nog belonen!’ Daar waar ik het eerder zie als inzetten op vertrouwen, betrokkenheid en verbinding.”
Breng buiten naar binnen
‘Je wordt afgezonderd’ betekent vaak ook: je hoort er letterlijk niet meer bij. Natuurlijk daglicht en zicht op natuur bieden perspectief als de situatie letterlijk en figuurlijk uitzichtloos is.
Inge: “Is natuurlijk daglicht of zicht op natuur niet mogelijk? Voor beiden zijn oplossingen mogelijk wanneer deze niet van nature in de ruimte aanwezig zijn. Deze ingrepen maken de ‘ingesloten’ ruimte menselijker en natuurlijker. Haal bijvoorbeeld buiten naar binnen met een grote afbeelding van een mooi landschap waar de mensen een link mee hebben. Die link is dé sleutel voor verbinding en betrokkenheid."
"Wat je doet in een ruimte moet een link hebben met wat de mensen (her)kennen. Het moet aansluiten bij hun verhaal. Dat maakt het net persoonlijker én meer gedragen. Laat hen zelf kiezen welk beeld ze graag in hun ruimte wensen. Door mensen letterlijk te betrekken, voelen ze zich ook meer betrokken, misschien zelfs meer gezien in wie ze zijn.”
Er zijn lampen op de markt die het effect van natuurlijk daglicht simuleren en het menselijk bioritme ondersteunen. Is er een heel klein raampje? Versterk het daglichtgevoel dan met lichte, heldere kleuren in de ruimte. En waarom laat je jouw cliënt of bewoner niet naar natuurgeluiden luisteren als je weet dat die er rustig van wordt?
Het principe ‘breng buiten naar binnen’ geldt natuurlijk niet alleen voor een afzonderingsruimte of terugtrekplek. Het is wetenschappelijk bewezen dat zicht op natuur en daglicht een positief effect hebben bij patiënten in een ziekenhuis. Zicht op natuur reduceert stress en bevordert herstel en genezing.
Rust voor iedereen
Inge: ”Als mensen rustiger worden, is het ook veel fijner om voor hen te zorgen of te begeleiden. Een begeleider wordt daar ook rustiger van. En omgekeerd: begeleiders die zich op hun beurt rustig voelen, stralen dit ook uit waardoor cliënten dan weer rustiger worden. Zorg voor een goede balans in de zorg voor personeel en de zorg voor cliënten of bewoners.”
Waar gaat je collega naartoe als het even teveel wordt? Vaak is een gebrek aan ruimte een excuus voor een terugtrekplek voor personeel. Inge: ”Ruim alle bergingen op, maak plaats, creëer letterlijk en figuurlijk ruimte voor jezelf.”
Keuzemogelijkheden en de noodzaak van overgangen
In georganiseerd wonen is een eigen plek en controle om te kiezen waar je wil vertoeven eens zo belangrijk.
Inge: “Wat als een zorgvrager zegt: ‘Ik kan nu niet in een kring zitten, ik voel me niet zo goed om aan tafel te zitten, ik wil niet in de leefgroep.’ De overgangen tussen verschillende ruimtes zijn vaak abrupt. Het is alles of niks. Ofwel hoor je erbij en zit je midden in het groepsgebeuren ofwel ga je naar een terugtrekplek of naar je kamer. Daar zit nog iets tussen.”
Inge: “Soms zijn mensen niet meer in staat om deel te nemen aan het groepsgebeuren. Ze willen erbij zijn en toch niet. Door de groepsruimte slim te benutten, maak je een plek waar een cliënt toch nog van op een afstand kan deelnemen aan het groepsgebeuren."
"Dit kan je heel eenvoudig doen door terugtrekplekken te creëren in een gemeenschappelijke ruimte. Bijvoorbeeld met een oorfauteuil die je kan draaien of door een deel van de ruimte af te scheiden met een gordijn. Voorzie een nis in de ruime of een afgebakende plek met een tapijt en zachte kussens. De mogelijkheden zijn talrijk en vaak heel eenvoudig en budgetvriendelijk.”
Weet wat je mag verwachten
Voorspelbaarheid kan voor meer rust zorgen. Maar toch kan het zijn dat er dingen in de ruimte zijn die veranderen. Je hebt niet altijd alles onder controle.
Inge: “Voorspelbaarheid is ook weten dat iets kan veranderen. Nog meer dan voorspelbaarheid is duidelijkheid erg belangrijk: ‘Wat mag ik verwachten? Duidelijkheid kan ook zijn dat ik niet weet hoe het zal zijn. Dat het anders kan zijn, in functie van wat ik op dat moment nodig heb.’
Voorspelbaarheid betekent ook dat je mensen zoveel mogelijk keuze en controle geeft over aspecten in de ruimte. Cliënten of bewoners ervaren minder stress als ze bepaalde zaken zelf kunnen beheren in hun kamer:
- natuurlijk licht: ramen, uitzicht, zonnewering, lichtwering
- kunstlicht: lichtsterkte, kleurtemperatuur
- lucht: opengaande ramen, ventilatiesysteem, airco
- privacy: ontmoeten, afzonderen en overgangen
- geluid: tv of radio bedienen, mogelijkheid om rust en stilte te kunnen creëren voor zichzelf
- temperatuur: zelf kunnen regelen