Wat leren we uit de train de trainer opleiding afzondering & fixatie?
Evelien van ICOBA geeft verslag van de train de trainer opleiding rond de 'intersectorale richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie'. Samen met vier van de ontwikkelaars van de richtlijn wisselden de deelnemers ervaringen uit over cliëntparticipatie, preventie, juridische en praktische aspecten.
De opzet van de train de trainer opleiding
Het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ontwikkelde recent een intersectorale richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie. Dit voor de residentiële geestelijke gezondheidszorg voor volwassen en de brede residentiële jeugdhulp.
Op dinsdag 4 oktober 2022 organiseerde ICOBA hierover een train de trainer-opleiding. Samen met de ontwikkelaars prof. dr. Bea Maes, prof. dr. Tim Opgenhaffen, dr. Kathleen De Cuyper en dr. Jasper Vanhoof werd het een boeiende en leerrijke namiddag. 44 deelnemers uit verschillende sectoren zakten af naar Brussel om hun opleidingsinhoud en -technieken te toetsen aan deze richtlijn. En om uit te wisselen met andere interne trainers fysieke interventietechnieken.
De namiddag startte met een korte introductie over de algemene principes en aanbevelingen rond de preventie en de praktische uitvoering van afzondering en fixatie.
De richtlijn werd daarna onder leiding van de experts getoetst vanuit verschillende invalshoeken.Daarbij vielen enkele zaken op. Samengevat: alleen wanneer directies, teams en zorgverleners volop inzetten op preventie, kunnen zorgverleners veilig en menswaardig afzonderen of fixeren. En dit in situaties met ernstig en acuut gevaar waarin alternatieven niet blijken te werken.
Cliëntparticipatie – Bea Maes
Signalerings- en handelingsplannen zijn ‘hot’. Cliënten worden, net als ouders, in de mate van het mogelijke betrokken bij de opmaak ervan.
Maar soms blijven deze plannen dode letter. Een evenwicht vinden tussen een werkbare aanpak voor de zorgverleners en cliëntparticipatie is niet altijd eenvoudig.
Sommige organisaties betrekken hun doelpubliek bij het beleid met een gebruikers- of bewonersraad. Anderen proberen stil te staan bij de effecten van een interventie.
‘Hoe was dit nu voor jou?’ of ‘Hadden we dit ook anders kunnen aanpakken?’ Ze laten collega’s zélf ondervinden wat afzondering en fixatie inhoudt. Er komen heel wat goede praktijken naar boven, maar ook vragen en bezorgdheden. Tijds- en personeelsgebrek vormen een struikelblok.
Preventie en toelaatbaarheid – Kathleen De Cuyper
‘Wat als cliënten zelf vragen om de kamer preventief op slot te doen? Kunnen we gebruik maken van camera’s in onze werking? Hoe geven we als begeleider correct onze grenzen aan? Op welke manier zorgen we voor structuur zonder vrijheidsbeperkende maatregelen te gebruiken? Mogen we afzonderen of fixeren ter preventie van acuut en ernstig gevaar? En hoe blijven we zorgen voor onze eigen veiligheid als we volop voor preventie van afzondering en fixatie gaan?’
Het zijn maar enkele van de vele vragen die aan de oppervlakte komen. Alle organisaties zetten preventie hoog op de agenda. Het thema leeft. Teams zetten daarom in op een positief leefklimaat, Nieuwe Autoriteit/Geweldloos Verzet, cliëntparticipatie, signaleringsplannen en probleemoplossend werken.
Soms werkt het goed en is de motivatie groot om hier verder op in te zetten. Soms werkt het niet, en grijpen teams terug naar vrijheidsbeperkende maatregelen. Werken aan preventie is een continu proces dat veel inspanning vraagt van zorgverleners en waarbij ondersteuning door de directies erg belangrijk is.
Praktische uitvoering – Jasper Vanhoof
De juiste PTV-techniek bestaat niet. Tot die conclusie komen alle groepen vrij snel. Personeelsbezetting, doelpubliek en de mogelijke impact op de rest van de afdeling spelen een rol. Ook in de uitvoering en het gehanteerde kader zitten verschillen.
Wél eenduidig: het geven van pijnprikkels wordt afgebouwd. De focus ligt steeds meer op controle, nabijheid en contact. Enkele organisaties stellen de evolutie naar Nieuwe Autoriteit/Geweldloos Verzet en mild ouderschap in vraag. Zorgt een vermindering in het aangeven van grenzen net niet voor meer escalatie? Het (foutieve) idee dat beide evoluties pleiten voor minder grenzen leeft nog sterk. Beide gaan net over nabijheid bieden én grenzen stellen.
De keuze voor duurzame implementatie van goede technieken en een breder agressiebeleid is een gedeelde verantwoordelijkheid binnen een organisatie. Het beleid schuift prioriteiten naar voren en concretiseert ze vervolgens in rechtstreeks contact met de zorgvrager. Dit is een belangrijk proces om alle aanbevelingen om te zetten in de praktijk.
Juridisch en mensen rechterlijk kader – Tim Opgenhaffen
Het juridisch aspect laat niemand onberoerd. De groepen gaan stevig in dialoog met elkaar én de expert. Er heerst onduidelijkheid over het verschil tussen een dreigend gevaar en een ernstige acute noodsituatie. De inschatting hiervan kan subjectief zijn. Het gaat om een grijze zone.
Er komen ook enkele praktische bezwaren naar boven rond het expliciet vragen van toestemming en de aanwezigheid van een arts of verpleegkundige. Aspecten zoals tijdsgebrek of de concrete uitwerking hiervan vormen de rode draad doorheen de verschillende groepen.
Duidelijk is dat de organisatie binnen voorzieningen op veel vlakken anders kan. Maar dat er daarvoor ook bepaalde randvoorwaarden vervuld moeten zijn. Bijvoorbeeld een snelle toegang tot medische dienstverlening in sectoren waar dat vandaag nog niet het geval is. Stof tot nadenken.
Randvoorwaarden voor een haalbare richtlijn
De ontwikkelaars van de richtlijn slaagden in hun opzet: nadenken over én in vraag stellen van de gangbare procedures rond afzondering en fixatie. Het samenbrengen van de expertise van de onderzoekers en van de professionals uit de praktijk was voor iedereen verrijkend.
Verschillende deelnemers geven aan dat er veel goede zaken in de praktijk gebeuren. Het is nuttig om er in de diepte samen over na te denken, van elkaar te leren en de reflex te kweken: 'is dit wel steeds nodig?’. En als het nodig is: 'hoe doen we dit zo veilig en humaan mogelijk?
Directies en overheden moeten blijven streven naar beleidsverbetering. De opleidingen fysieke interventietechnieken kunnen nog meer de nadruk leggen op het beleidskader. Een beleidskader waarin zowel preventie, toelaatbaarheid als veilige en humane uitvoering aan bod komen.
Zo kunnen randvoorwaarden beter ingevuld worden, waardoor de richtlijn zelf haalbaarder wordt in al zijn facetten. De richtlijn werd tenslotte opgesteld met het oog op de toekomst. De ontwikkelaars blijven mee zoeken naar hoe de richtlijn in de praktijk zo volledig mogelijk te implementeren is. Dat kan met opleidingsdagen zoals deze en de feedback van de deelnemers.