Mag een hulpverlener jongeren in een voorziening fouilleren?
Voorzieningen krijgen weleens te maken met diefstal en verboden middelen. Of er sluipt nu en dan een mes binnen. Mag een hulpverlener de bagage of de kledij van jongeren doorzoeken op verboden voorwerpen? Wat zegt de wet over fouilleren, meer bepaald over het betasten van het lichaam op of onder de kledij? En over de controle van de bagage om te checken of de jongere bepaalde (verboden) voorwerpen bij zich draagt? Wout van ICOBA vroeg het aan Elodie Decorte, juriste bij SAM vzw en aan Tim Opgenhaffen, jurist, docent aan de VUB en gastdocent aan de KU Leuven.
Fouilleren is verboden als uitgangspunt
Misdrijven opsporen is een bevoegdheid die door de wetgever aan het parket en de politie is toevertrouwd. De taak van een hulpverlener is om jongeren (pedagogisch) te begeleiden, niet om misdrijven op te sporen en ze te bestraffen. Wat kan of mag de hulpverlener dan wel bij een vermoeden van bijvoorbeeld wapenbezit?
Controles van de kleding, de bagage of het lichaam vormen een inbreuk op het privéleven en de fysieke integriteit van de jongere. Dit zijn grondrechten die beschermd worden in internationale verdragen (bv. art. 8 EVRM) en in onze Grondwet (art. 22 en 22bis). Ook op grond van het Decreet Rechtspositie Minderjarige is in principe fouilleren verboden (art. 15/3 DRM).
Het DRM bevat geen definitie van fouilleren. Maar het is duidelijk dat het DRM vooral redeneert vanuit het perspectief van veiligheid. Het is niet duidelijk in welke mate de regels ook bedoeld zijn voor bijvoorbeeld pedagogisch toezicht. In elk geval stelt het DRM dialoog voorop.
Maar de bescherming van deze rechten is niet altijd absoluut: soms moet je verschillende belangen tegen elkaar afwegen. Zoals de veiligheid van de andere bewoners versus de rechten van de jongere.
Wat als fouilleren toch nodig is?
Het uitgangspunt is dat fouilleringen verboden zijn. Toch zijn er situaties denkbaar waarin de begeleiding een jongere zou willen fouilleren. Bijvoorbeeld voor de veiligheid of de gezondheid van de jongere zelf, voor de veiligheid of de gezondheid van anderen of bij een vermoeden van misdrijf.
Soms is een fouillering geoorloofd, ook tegen de wil van de jongere. Voor voorzieningen met mandaat tot geslotenheid voorziet het DRM in een specifieke uitzondering. In andere voorzieningen mag het alleen in een noodsituatie.
Voorzieningen met mandaat tot geslotenheid
Dit zijn voorzieningen die in hun opdracht expliciet het mandaat kregen om een vorm van geslotenheid te bieden. Momenteel zijn dat de voorzieningen veilig verblijf, de GES+ voorzieningen, de gemeenschapsinstellingen (GI) en het Vlaams detentiecentrum. Voor de eerste drie voorziet het DRM een specifieke uitzondering. Het Vlaams Detentiecentrum volgt de regels die in de basiswet op het gevangeniswezen staan.
De begeleiding in een GI, een voorziening veilig verblijf of een GES+ voorziening kunnen, in afwijking van het verbod, een jongere fouilleren. Ook dan mag het alleen als er individuele vermoedens zijn dat de jongere voorwerpen of substanties bezit die de eigen veiligheid of die van anderen in het gedrang brengen. En pas nadat met de jongere in gesprek is gegaan.
Alleen als praten niet helpt, en er ten aanzien van de jongere nog altijd vermoedens van gevaar zijn, kan je overgaan tot een fouillering tegen de wil van de jongere. Er is dus altijd een goede reden en een individuele risico-inschatting nodig.
Nood breekt wet bij ernstig en acuut gevaar
In voorzieningen zonder mandaat tot geslotenheid mag een begeleider enkel in een noodsituatie tegen de wil van de jongere overgaan tot fouillering van de kledij of het lichaam. De noodtoestand laat als ongeschreven algemeen beginsel toe om proportioneel te handelen bij zeer ernstig en acuut gevaar voor jezelf of anderen, ook al ga je daarmee tegen een wettelijke bepaling in.
De noodtoestand is niet in een wet verankerd, maar wordt wel unaniem aanvaard in de rechtspraak en de rechtsleer. Het gaat om een situatie waarin het overtreden van een wet de enige manier is om een andere, meer belangrijke waarde te beschermen.
In dit geval tast je met fouilleren het privéleven en de fysieke integriteit van de gefouilleerde aan, om de onmiddellijke veiligheid van anderen te garanderen. De noodtoestand kan altijd en door iedereen toegepast worden. Er zijn wel enkele cumulatieve voorwaarden.

Is de fouillering legitiem?
De nood om te fouilleren moet een hogere of minstens evenwaardige waarde beschermen als de integriteit van de jongere. Een gegrond vermoeden van wapenbezit of drugs dealen kan een ernstige bedreiging van de veiligheid van de jongere of van de andere bewoners uitmaken. En kan een proportionele aantasting van de vrijheid van de jongere legitimeren.
Het gaat in deze situaties om vermoedelijke misdrijven. Fouilleren om te controleren op snoep of smartphone valt hier niet onder. Tenzij er vermoedens zijn dat de jongere zijn smartphone bijvoorbeeld gebruikt voor een bommelding of contact met een tienerpooier. In deze extreme situaties beschermt de controle een hogere waarde.
Is het gevaar ernstig, dreigend en nabij?
Het gevaar dat je met een fouillering wil afwenden moet ook ernstig, dreigend en nabij zijn. Vage vermoedens rond drugsbezit of wapenbezit zijn niet voldoende. Een zoektocht naar gestolen goederen is geen noodtoestand.
Is de doorzoeking proportioneel?
Is er een redelijke verhouding tussen het doel en het middel? Staat de interventie die je doet in verhouding tot wat je er wil mee bereiken? Draagt de fouillering bijvoorbeeld wel bij tot een positief leefklimaat? Verhoogt het de veiligheid, zoals minder drugs in huis, of versterkt het net een gevoel van onveiligheid?
Is fouilleren de minst ingrijpende maatregel?
Kies voor de minst ingrijpende en effectieve interventie om het gevaar af te wenden. Misschien kan je op een andere wijze zorgen voor voldoende veiligheid? Ga bijvoorbeeld eerst in gesprek met de jongere en maak op voorhand duidelijke afspraken.
Wat als de jongere toestemt?
Het DRM regelt enkel fouillering bij individuele vermoedens van gevaar in voorzieningen met mandaat tot geslotenheid. Daarnaast kan het ook steeds in noodsituaties. Dat roept de vraag op of het in alle andere gevallen verboden is. Zonder toestemming alvast wel. Maar wat als de jongere of zijn ouders zelf toestemming geven voor het fouilleren? Het DRM zegt hierover niets. Dat roept de vraag op of het kan.
Op basis van het algemene leerstuk van toestemming, zou je kunnen argumenteren dat het kan, maar wel met de nodige voorzichtigheid. Zo is het niet de bedoeling om in het huishoudelijk reglement of handelingsplan van de jongere op voorhand ‘toestemming’ te formuleren met systematische, grondige fouilleringen van alle bezittingen.
Als begeleider heb je de plicht om een pedagogisch toezicht uit te oefenen. Bij verhoogd risico is scherper toezicht nodig (bv. een jongere met een seksverslaving smokkelt pornomagazines binnen, en dit is onwenselijk voor diens traject of behandeling). Op voorhand bepaalde afspraken maken met de jongere is dan nodig.
Leg uit aan de jongere en aan de ouders in welke situaties, welke vorm van controle kan worden uitgeoefend, in functie van de hulpverlening. Dit bevat dan zeer concrete elementen, en kan je nog altijd bijsturen tijdens het verblijf. Het geeft een kader mee waarnaar je kan verwijzen bij incidenten.
Maar dat betekent niet dat de jongere hier niet meer op kan terugkomen. De jongere kan onder grote druk staan om akkoord te gaan. Zijn keuzevrijheid is op dat moment erg beperkt. Minderjarigen kunnen in principe zelfstandig hun grondrechten uitoefenen.
Het DRM hanteert een vermoeden van bekwaamheid in de uitoefening van de rechten die erin vermeld staan, met slechts 3 uitzonderingen (instemmen met de jeugdhulp, instemmen met uithuisplaatsing, toegang tot het dossier).
Jongeren mogen dus protesteren tegen een beslissing van hun ouders die strengere controles willen. Een jongere kan op het moment zelf ook elke fouillering weigeren, uitgezonderd bij noodtoestand of bij individuele vermoedens van gevaar in voorzieningen met mandaat tot geslotenheid.
De gemaakte afspraken, bijvoorbeeld in het handelingsplan of het huishoudelijk reglement, blijven herroepbaar en zijn geen geldige rechtsgrond om een fouillering af te dwingen. Toestemming is nog altijd nodig op het moment zelf. De weigering kan wel leiden tot een andere of extra vorm van hulpverlening.
Dansen op een slappe koord
'Als de begeleiding nu niet optreedt, wordt het erger.' Vanaf wanneer is een situatie ernstig en acuut en wanneer eerder een latent gevaar? Dat krijg je nooit 100% helder.
Wapenbezit en drugs dealen zijn in principe legitieme redenen om de privacy van een jongere te doorbreken, als de vermoedens gegrond zijn. Maar wat met (vermoedelijk) drugsbezit? Wanneer brengt dit gevaar voor anderen met zich mee?
Het drugsbeleid van de voorziening wordt best al toegelicht bij het onthaal van de jongere: waar kan men zich aan verwachten, bijvoorbeeld drugscontroles of fouilleringen in bepaalde omstandigheden.
De verantwoordelijkheid voor de orde en veiligheid ligt bij de voorziening. Die mag maatregelen nemen om die orde en veiligheid te garanderen.
Respect voor de autonomie van de cliënt, de orde en veiligheid van de voorziening en de stem van cliënt of zijn ouders moeten mee in overweging genomen worden. Wat doorweegt hangt ook af van de concrete omstandigheden.
Normen voor fouilleren
De verantwoordelijkheid voor de orde en veiligheid ligt bij de voorziening. Die mag maatregelen nemen om die orde en veiligheid te garanderen. Het huishoudelijk reglement is daarbij een belangrijk document.

Is er een gedetailleerde procedure?
Fouilleren is altijd te vermijden. Is een fouillering toch nodig, dan moet je de stappen hiervoor opnemen in een gedetailleerde procedure, bijvoorbeeld in een huisreglement.
In het huisreglement staat opgenomen wie binnen de voorziening bevoegd is voor fouilleringen, de manier waarop deze kunnen plaatsvinden, evenals welke spullen of substanties verboden zijn (bv. drugs, scherpe voorwerpen) en welke individuele situaties een fouillering kunnen noodzaken.
Het beleid van de voorziening licht je best al toe bij het onthaal van de jongere: waar kan men zich aan verwachten, bijvoorbeeld drugscontroles of fouilleringen in bepaalde omstandigheden.
Centraal staat dat je elke controle uitvoert op een manier die de menselijke waardigheid en de individuele privacy respecteert. Zo mogen enkel kledij en spullen doorzocht worden, een manuele aantasting of een naaktfouillering is strikt verboden.
Een handscanner of een metaaldetector is wel een optie. Elke fouillering is in overeenstemming met de beginselen van proportionaliteit en noodzakelijkheid. Zo moet je voor elke controle een reden aangeven, en kan de controle ingrijpender worden naargelang de reden van de controle. Het is belangrijk dat je de jongere ook altijd voorafgaand informeert.
Is elke fouillering geregistreerd?
Je moet als voorziening elke fouillering registreren in het persoonlijk dossier van de jongere, inclusief de identiteit van wie de fouillering uitvoerde(n), de reden ervoor en het resultaat ervan. Je fouilleert in principe ook enkel personen van hetzelfde geslacht.
Is het personeel voldoende opgeleid?
In het huishoudelijk reglement staat wie binnen de voorziening bevoegd is voor fouilleringen. Het personeel is ook bekwaam om fouilleringen in lijn met de wetgeving en internationale beginselen uit te voeren.
Momenteel bestaan er echter (nog) geen opleidingen rond fouilleren, specifiek voor hulpverleners. Leren fouilleren maakt wel deel uit van de basisopleiding voor veiligheids- en bewakingsagenten. Beveiligingsbedrijven G4S, Seris en Securitas bieden opleidingen rond dit thema.
Wat met de gevonden voorwerpen en substanties?
Als je tijdens een doorzoeking of fouillering voorwerpen of substanties vindt die illegaal of zeer gevaarlijk zijn, dan moet je deze afnemen en vervolgens zelf bijhouden (mits bezit ervan niet illegaal is), vernietigen (mits toestemming van de jongere zelf) of afgeven aan de juiste instanties (mits respect voor je beroepsgeheim).
Houvast van goed hulpverlenerschap
Hulpverleners blijven soms achter met veel vragen. Is er een individuele gevaarsituatie, een noodsituatie of een latent gevaar? Wachten tot de situatie acuut wordt, is dat onvoorzichtig? Als de hulpverlener niets vindt, is hij dan aansprakelijk?
Hoe kan je als hulpverlener de juiste inschatting maken? In de praktijk kan dit tot onzekerheid en handelingsverlegenheid bij hulpverleners leiden.
Als hulpverlener moet je altijd het begrip “goed hulpverlenerschap” en het mandaat voor pedagogisch toezicht aanwenden. Dit houdt in dat je de voorwaarden voor fouillering bespreekt met de cliënt, de ouders en het (multidisciplinair) team, afwegingen deelt en keuzes documenteert.
Een eventuele weigering zet je op papier en argumenten neem je op in het dossier. Het is de rechter die uiteindelijk het goed hulpverlenerschap beoordeelt: ‘Wat zou een goede hulpverlener in deze positie gedaan hebben?’